|
Ondanks dat door de invoering van de WABO een vergunning voor composteringsactiviteiten in één vergunning aangevraagd moet worden, zijn er toch twee
belangrijke trajecten:1: Ruimtelijke ordening traject 2: Wet Milieubeheer / acitivteitenbesluit. 1: Ruimtelijke ordening Voor het onderdeel Ruimtelijke
Ordening (RO) is de gemeente bevoegd gezag, waarbij het bestemmingsplan aangeeft of composteringsactiviteiten op de beteffende locatie toegestaan kunnen worden of zijn. Bij het starten van een
composteerinrichting is dit dus bijna nooit het geval. Indien op een nieuwe locatie gestart moet worden is het van belang de volgorde van wenselijke locaties door de overheid te volgen:
- bij voorkeur op een industrieterrein of aangrenzend aan een industrieterrein of kernrandzone, - in het buitgebied, aansluitend aan bestaande verstoringen zoals een stortplaats, waterzuivering,
vliegveld en dergelijke, - in het buitengebied, bij loonwerkbedrijven of hoveniersbedrijven. Indoor composteerinstallaties (voor GFT, slib e.d.) worden meestal op categorie 4 of 5
industrieterreinen gevestigd. Indien het kleinschalige industrieterreinen betreft is vestiging meestal een probleem. Voor groencomposteringen wordt soms een categorie 3 aangehouden, echter nog is vestiging
dan moeilijk, omdat deze in de openlucht composteren en een grote oppervlakte nodig hebben. De bezwaren van R.O. zijn meestal gebaseerd op: bang voor geur, aangrenzende percelen zijn moeilijk te verkopen, te
weinig arbeidsplaatsen voor de benodigde ruimte. Groencomposteringsinstallaties zijn daardoor af en toe op een industrieterrein gevestigd, maar meestal in het buitengebied bij een bestaande verstoring of
bij een loonwerkbedrijf. Indien gedacht wordt dat een geschikte locatie gevonden is, anders dan op een industrieterrein, moet rekening gehouden worden met een procedure die toch enkele jaren kan duren
(met niet eens de zekerheid van succes). Het probleem is meestal dat composteerinrichtingen niet genoemd worden in bestemmingsplannen en er dus altijd een aanpassing moet plaatsvinden. Indien in het
buitengebied een locatie is gevonden en men heeft een positief advies gekregen van de gemeente, dan volgt meestal nog een procedure waarbij de gemeente goedkeuring moet vragen aan de provincie of het
bestemmingsplan aangepast mag worden. De composteringsactiviteiten moeten dan getoest worden aan provinciale plannen. Pas als ook hier goedkeuring wordt gegeven kan een aanpassing plaatsvinden van het
bestemmingplan. Omdat vestiging in het buitengebied niet gewenst is, zal eerst aangetoond moeten worden dat er geen alternatieven zijn en er moet meestal een goed onderbouwd bedrijfsplan met
alle gevolgen voor de omgeving opgesteld worden. Gesteld kan worden dat R.O. procedures meestal het meest lastig zijn omdat de beoordeling deels afhankelijk is van de interpretatie van ambtenaren. 2: Wet Milieubeheer (WM-vergunning).Bevoegd gezag voor de WM-vergunning bij groencomposteerinrichtingen is
de gemeente. Voor GFT en slib-composteringen is de provincie bevoegd gezag bij een verwerkingscapaciteit boven . Alleen indien het te composteren materiaal vrijkomt binnen het eigen bedrijf, kan
mogelijk een uitzondering gemaakt worden. Voor de WM-vergunning zijn, naar de omgeving toe, de volgende aspecten van belang: 1: geur en ammoniak, 2: geluid 3: bodem. Geur en ammoniak Voor geur is de NER (Nederlandse Emissie Richtlijn) van toepassing. In de Ner wordt de hinder op geurgevoelige objecten (voornamelijk woningen van derden) geregeld. Indien de
geurimmissies naar de omgeving vastgesteld moet worden, is geuronderzoek met een verspreidingsberekening (Nieuw Nationaal Model computerimplementatie PC-STACKS 5.0) noodzakelijk. Afhankellijk van de omgeving
worden geurcontouren berekend. De grens voor geurgevoelige objecten wordt meestal op 1 tot 3 ge/m3 gelegd op basis van het 98 of 95-percentiel, hetgeen betekent dat gedurende 98 of 95% van de tijd in het
gehele jaar de aangegeven geur niet overschreden mag worden. Ten aanzien van ammoniak worden meestal maximale concentraties per m3 gegeven met daaraan gekoppeld een maximale vracht in kg per jaar. Opgemerkt wordt hierbij dat voor groencomposteringen een bijzondere regeling binnen de NER van toepassing is, waarin de hinder naar geurgevoelige objecten wordt aangegeven. Hierbij is de wijze
van composteren en handelen gerelateerd aan een minimale afstand tot geurgevoelige objecten. Als absoluut minimale afstand van de groencomposteringsactiviteiten tot het gevoelige object wordt 100 meter
aangehouden. Geluid Voor geluid gelden standaard normen voor belasting naar de omgeving. Op basis van de geluidsbronnen binnen de inrichting en de genomen maatregelen om geluid te verminderen
wordt met behulp van een computermodel de geluidbelasting naar de omgeving vastgestel. De geluidbelasting naar geluidgevoelige objecten is daarbij bepalend. In de normen wordt onderscheidt gemaakt in dag,
avond en nachtperiode. Voor het buitengebied geldt bv. dagperiode 40 dB(A), avondperiode 35 dB(A), nachtperiode 30 dB(A). Afwijkingen zijn mogelijk indien door middel van metingen wordt vastgesteld dat
het achtergrond geluid terplaatse hoger is dan de norm, bv. omdat het bedrijf aan een drukke doorgaande weg is gelegen. Bodem Om mogelijke negatieve effecten van het
composteerproces op de bodem te voorkomen is gesteld dat alle activiteiten (met uitzondering van vooropslag van grof snoeihout en stronken) op vloeistofdichte verhardingen op constructies moet uitgevoerd
worden. De keuze van de verharding in combinatie met de activiteiten en de aanwezige voorzieningen zoals geforceerde beluchting, zijn daarbij van groot belang, omdat deze door externe inspecteurs gekeurd
moeten kunnen worden op vloeistofdichtheid. Naast bovengenoemde eisen naar de omgeving is het van groot belang in de vergunning de activiteiten zodanig aan te vragen dat voldoende flexabiliteit
blijft bestaan voor de bedrijfvoering. Dit laatste is vooral van belang omdat de laatste jaren de regels, gesteld in de vergunning, tot in het belachelijke toe, letterlijk nageleefd moeten worden. __________________________________________________________________________________ Zoals uit het voorgaande blijkt is het vergunningentraject dusdanig ingewikkeld geworden dat een
bedrijf dit zelf meestal niet meer in eigen beheer kan uitvoeren. Ook blijkt in de praktijk dat een traject vaak sneller doorlopen kan worden als de aanvraag duidelijk is en de betreffende ambtenaren
vertrouwen hebben in de aanvrager. Omdat composteren toch een vak apart is met zoveel randverschijnselen is het van belang dat de aanvrager goed bekend is met het proces. |